Het historisch lage waterstanden hielden in de zomer van 2022 de binnenvaartsector in hun ban. Schippersechtpaar Arie en Nelly Verheij (beiden 44) uit Werkendam deelde daarom via mij enkele weken zijn ervaringen. Op 24 augustus verscheen deel 1: „Voor de korte termijn is dit leuk.”
Normaal gesproken kan ons schip, de Johanna‑M, 3262 ton (bijna 3,3 miljoen kilo) aan vracht vervoeren. Bijvoorbeeld kolen, veevoer of schroot vanuit Rotterdam naar een locatie in Duitsland en terug.
Door de lage waterstanden kunnen we ons schip al enkele maanden niet meer helemaal volladen. Sterker, vorige week kon maar één vijfde van het totale laadvermogen mee: zo’n 700 ton kolen, voor een grote elektriciteitscentrale bij Mannheim. Dat was gezien de waterstand in de Rijn het maximum.
Slag in de lucht
Met zo weinig lading reageert een schip in lastige situaties heel anders dan normaal. Dat komt doordat ze veel hoger ligt. Zelfs iets hoger dan leeg. Dat zit zo: leeg steekt ons schip op haar diepste punt 1,50 meter in het water. Dat is achterop, bij de schroef, door het gewicht erboven: denk aan de hoofdmotor, de brandstoftanks en de opbouw.
Om zo veel mogelijk te kunnen laden, moet de meeste vracht vóórin komen. Met 700 ton voorin ligt het schip recht, met een diepgang van zo’n 1,40 meter. Maar de scheepsschroef van 1,80 meter hoog steekt dan nog verder boven water uit dan bij leeg varen. Hierdoor neemt ze veel lucht mee, in plaats van water.
Dit maakt het manoeuvreren en afremmen lastiger, want de lading weegt óók mee. Zeker achteruitslaan is dan een probleem: daarvoor kunnen we alleen de boegschroef, voorop, gebruiken. Maar die heeft veel minder kracht.
Lees verder op de website van Reformatorisch Dagblad:
Nagenoeg alle schippers varen nu veel rustiger om de waterverplaatsing tegen te gaan. Als we veel gas geven, trekt de schroef het schip omlaag.