Een groep vrienden vlucht dwars door de Duitse verdedigingslinies richting bevrijd Noord-Brabant. Het klinkt als een jongensboek, maar eind 1944 gebeurde dit echt. Oud-onderwijzer Hans Onderwater (74) beschrijft het in ”Crossing”.
Zondag 10 december 1944. Tussen wandelende kerkgangers trekken zeven jongemannen uit Ridderkerk en Barendrecht –een paar hervormd, één gereformeerd en één christelijk gereformeerd– richting het Hollands Diep, de aan beide zijden zwaarbewaakte grens tussen het bezette en bevrijde deel van Nederland.
Nu het einde van het naziregime nadert, willen ze niet langer werkeloos afwachten. Een deel van hen wil bovendien een tewerkstelling in Duitsland ontlopen. Ze besluiten om hun diensten aan de bevrijders aan te bieden. Heldhaftig, vindt Onderwater, die zelf jarenlang reservist was. „Ze hadden ook nog even kunnen onderduiken. Maar ze wilden meestrijden om Nederland te bevrijden.”
Vrieskoud rivierwater
Na een bijna onmogelijke tocht door bezet gebied, over de Oude Maas en door de deels onder water gezette Hoekse Waard, lukt het de jongens om, met hulp van het Strijensasser verzet, over het zwaar bewaakte Hollands Diep te komen.
Die laatste oversteek kost liefst drie etmalen zonder eten, drinken of slaap, schrijft Onderwater: twee ijzige nachten achtereen blijken ze na urenlang roeien toch weer aan de verkeerde kant van de rivier te zijn geland. Intussen reikt het vrieskoude rivierwater tot boven de knieën in het overvolle roeibootje.
Verbijsterd
Het bereiken van het bevrijde Noord-Brabant maakt nog geen einde aan het avontuur: aan de oever moeten Poolse militairen liggen. Voor hun vertrek zijn de crossers gewaarschuwd dat die de vinger losjes aan de trekker hebben. „Zij koesterden om wat er sinds 1939 in hun land was gebeurd, een diepe haat tegen Duitsers, namen hen bijna nooit gevangen, en hadden alle redenen om de Duitse nazizwijnen te doden”, schrijft Onderwater.
Lees verder via de website van Digibron.