BERKENWOUDE. Het vissen in de polders zit hem in het bloed: zijn grootvader was beroepsvisser in de Krimpenerwaard, en zelf ging hij als kind al met zijn eigen vader mee op stap. Maar in al de jaren waarin hij sindsdien de netten uitwierp, zag Ad Berkouwer (64) uit Berkenwoude nooit wat hij nu ziet: „De sloten zijn vergeven van de rode kreeften.”
In plaats van over problemen zou Berkouwer liever over zijn werk spreken: de zoetwatervisserij. ’s Winters vangt hij voorntjes en snoekbaarzen voor de groothandel; ’s zomers zijn palingen het haasje. Al ruim een halve eeuw lang.
Oer-Hollands vergezicht
Rondom zijn huis aan de rand van Berkenwoude rijgen de weilanden van het Groene Hart zich tot een oer-Hollands vergezicht aaneen. Berkouwer heeft ze in zijn hart gesloten en kent ze als zijn broekzak.
„Jarenlang ging ik ’s ochtends om 4.00 uur al eropuit om te gaan vissen. Vaak hing dan de mist laag over de weilanden en zag ik de zon eroverheen opkomen. Zó mooi.”
Maar hij is de enig overgebleven beroepsvisser in de Krimpenerwaard. „Het werken wordt ons onmogelijk gemaakt.” Nog even, vreest Berkouwer, en het meeste leven is hier uit de sloten verdwenen.

Boosdoener
Als een van de boosdoeners wijst hij onder meer het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (HHSK) aan. „Het waterschap heeft het waterbeheer hier jarenlang laten verslonzen.”
Zo hebben de pompgemalen –evenals elders in Nederland– jarenlang de vissen vermalen die de polders in en uit wilden, stelt de visser. Inclusief de piepjonge glasaaltjes die vanaf de Sargassozee de Nederlandse wateren introkken.
Wriemelen
„Ik weet dat ik als kind weleens met mijn vader bij het gemaal Verdoold in Gouderak kwam. In de maalkolk kon je dan in het voorjaar ontelbare glasaaltjes zien wriemelen, ter grootte van een stopnaald. Wij vroegen dan aan de machinist: „Wil je even de klep openen? Dan kunnen de aaltjes naar binnen.”
Dat deed hij dan. Even maar, natuurlijk, want het peilverschil is groot. Maar dan stroomden er misschien wel een miljoen glasaaltjes de Krimpenerwaard in, waar ze verder op konden groeien.”
Maar die enkele keren konden niet verhinderen dat de palingstand in het gebied sindsdien halveerde, zoals Berkouwer inschat. „Vorig jaar heeft het gemaal visvriendelijke pompen gekregen, maar dat was veel te laat. En veel gemalen hebben nog steeds die andere pompen.”

Explosief
Sinds twee jaar ziet de verweerde poldervisser nog een ander, groeiend probleem in zijn netten opdoemen: de explosief toenemende populatie van de rode Amerikaanse rivierkreeft.
„Vijf jaar terug konden er enkele in mijn netten zitten, maar tegenwoordig zit het halve net ermee vol. De héle Krimpenerwaard is ervan vergeven.” De kreeft heeft hier nauwelijks natuurlijke vijanden. „Ik zie weleens reigers ermee in hun snavel, die zijn de enige, denk ik.”
De vogel jaagt er niet actief op, verwacht Berkouwer. „Ze zijn een stuk minder gemakkelijk te eten dan bijvoorbeeld kikkers.” Alleen staan die kikkers de laatste tijd niet meer zo vaak op het reigermenu.
Lees verder op de website van Reformatorisch Dagblad:
„’s Zomers hoorde je hier vaak een enorm kabaal van kwakende kikkers in de sloten. Vorig jaar werd het al minder, en deze zomer heb ik ze bijna niet meer gehoord. Dankzij die rivierkreeft: die vreet namelijk niet alleen veel waterplanten weg maar ook kikkerdril.”