Vangnet voor verslaafden in de BijbelgordelVangnet voor verslaafden in de Bijbelgordel

Jong aan de drank, drugsver­slaafd en dak­loos. Geë­mi­greerd, vol­gens het bevol­kings­re­gis­ter, maar intus­sen zwer­ven ze in de buurt rond. Zon­der zorg­ver­ze­ke­ring, geld of geborgenheid.
In een Rot­ter­dam­se ach­ter­stands­wijk? Nee, in de Bij­bel­gor­del. Op het dro­me­ri­ge Goe­ree-Over­flak­kee, bij­voor­beeld. Twee eilan­ders bie­den daar nu een vangnet.

„Hé, ik heb een huur­huis hè!” Glun­de­rend kijkt de twin­ti­ger zorg­ma­na­ger Kee­s­jan de Kruijf (43) aan. „Ik ben al wezen kij­ken, en ik hoef niks te doen, alleen ver­ven. Ik mag alles over­ne­men. Alles. Koel­kast, gor­dij­nen, ban­ken, was­ma­chi­ne, was­dro­ger, vloer­be­dek­king… Die vrouw zegt: ‘Ik koop alles nieuw voor mijn nieu­we huis.’ Echt per­fect, gewoon.”

Verlegen

„Dat meen je niet. Lek­ker, man!”, rea­geert De Kruijf even stra­lend. Hij slaat hem op zijn schou­der en ver­volgt na een praat­je zijn rond­lei­ding door de opvanglo­ca­tie van Stich­ting Kai­ros. Daar biedt een team van zorg­me­de­wer­kers maxi­maal elf kwets­ba­re (jong)volwassenen van 18 tot 35 jaar een tij­de­lijk onderkomen.

In de keu­ken ruimt een ande­re tij­de­lij­ke bewo­ner de vaat­was­ser uit. „Hé, goed bezig, man”, prijst Kee­s­jan. De aan­ge­spro­ke­ne grijnst verlegen.

Keesjan de Kruijf en Bjørn Noordzij van Stichting Kairos. ©Cees van der Wal

Bankhangen

Tel­kens liep Kee­s­jan de Kruijf ze tegen het lijf, als jeugd­hulp­ver­le­ner op het eiland: „Bank­han­gers. Jon­ge­ren die door hun drank- of drugs­ver­sla­ving in de pro­ble­men waren geraakt, en tij­de­lijk inwoon­den bij jong­vol­was­se­nen die ik bege­leid­de. Een tijd­je later, vaak na een ruzie, ver­trok­ken ze weer. Dan kwam ik zo’n jon­gen opeens bij een ande­re cli­ënt tegen. Ze zwier­ven van de één naar de ander.”

Deurwaarders

Zul­ke ver­slaaf­de jon­ge­ren blij­ven han­gen in „een niet-hel­pend net­werk”, con­sta­teert zijn kom­paan Bj rn Noord­zij (46), direc­teur van de stich­ting. „Het bestaat uit men­sen die elkaar niet afwij­zen, maar die ook alle­maal in de pro­ble­men zit­ten. Ze gebrui­ken zelf ook mid­de­len, dus ze bie­den ande­ren geen prik­kel om een uit­weg te zoeken.”

Bij­ko­mend pro­bleem: voor de over­heid en hulp­in­stan­ties zijn ze onzicht­baar. De Kruijf: „Het gaat vaak om niet-gere­gi­streer­de jongeren.”

Dat ouders hun ver­lo­ren zoon of doch­ter op een bepaald moment uit­schrij­ven op het ouder­lijk adres, kan De Kruijf wel ver­kla­ren. „Ze den­ken: Hé, je woont niet meer thuis, je komt niet meer – ik wil niet tel­kens die reke­nin­gen krij­gen en wéér deur­waar­ders te woord staan.”

Instorten

Intus­sen heeft die uit­schrij­ving – zon­der ver­van­gend adres – gro­te gevol­gen. Noord­zij: „De gemeen­te beschouwt ze als ver­huisd naar een onbe­kend bui­ten­land. Je hebt hier­door geen recht meer op een uit­ke­ring, je krijgt geen zorg­ver­ze­ke­ring meer, geen nieuw iden­ti­teits­be­wijs, geen baan: op alle vlak­ken stort je leven in elkaar.

Dat is hef­tig. Zul­ke jon­ge­ren waren al bezig met over­le­ven, en kun­nen nu hele­maal geen kant meer op. Ter­wijl ieder­een uit­ein­de­lijk ver­langt naar een nor­maal bestaan, en een eigen huis met familie.”

Zuipketen

De ver­sla­ving begint vaak in de vele zoge­he­ten zuip­ke­ten op het eiland: een stal­ruim­te, schuur of cara­van waar jon­ge­ren samen­ko­men voor gezel­lig­heid en onder­ling con­tact – maar ook om gro­te hoe­veel­he­den drank ach­ter­over te slaan.

Kee­s­jan: „Ouders stel­len zo’n plek beschik­baar voor hun kin­de­ren om elkaar te ont­moe­ten; vaak met het idee: dan zijn ze in de buurt en heb­ben we er nog eni­ge grip op.” Zul­ke keten staan ook op ker­ke­lij­ke erven, weet hij. „Onder refor­ma­to­ri­sche boe­ren­jon­gens wordt ont­zet­tend veel gezo­pen. Alco­hol is pro­bleem num­mer 1 op dit eiland.”

 

Lees ver­der op de web­si­te van Terdege:

De oor­za­ken van de drank- en drugs­pro­ble­men zoekt Noord­zij, naast erfe­lij­ke fac­to­ren, onder meer in de geslo­ten eiland­cul­tuur. Die geslo­ten­heid werkt ook door in de omgang met elkaar, stelt hij. „Ouders en kin­de­ren zijn niet gewend om over hun gevoe­lens te pra­ten. Als je in zo’n gezin opgroeit, kun je je als jon­ge­re niet gezien voe­len. Dan ben je extra vat­baar voor ver­sla­ving.