De zeebodem bestond ooit uit zand, rotsen, waterplanten, scheepswrakken en botten. Vooral de fossiele offshore-industrie bracht hierin al verandering, maar terwijl zij inkrimpt neemt de kolonisatie van de onderzeese werelddelen alleen maar toe. Het Nederlandse offshore onderzoeks- en onderhoudsdrijf N‑Sea floreert erbij. Na lange jaren van zwaar weer.
De activiteiten van N‑Sea vormen bij elkaar een veelzijdig pakket. De zeebodem voorbereiden op de aanleg van kilometerslange energie- en datakabels, bijvoorbeeld. Dit doet het bedrijf door het hele traject met onderwaterrobots af te speuren, grondmonsters te nemen en te analyseren, plus explosieven te detecteren en (al dan niet zelf) op te ruimen. Maar het bedrijf repareert ook beschadigde onderzeese hoogspanningskabels en pijpleidingen op locatie. Verder voert N‑Sea logistieke diensten uit in nauwe samenwerking met de Nederlandse Defensie.
Zeeuwse wortels
Ondanks de Engelse naam is N‑Sea een volledig Nederlands bedrijf. Met Zeeuwse wortels, een hoofdkantoor in Dordrecht, een operationele vestiging in IJmuiden, en afdelingen in het Verenigd Koninkrijk, Polen en de Verenigde Arabische Emiraten. N‑Sea telt bij elkaar 130 FTE, waarvan 100 in Nederland.
Tot voor kort zat de onderneming in Zierikzee, verklaart Arno van Poppel (56), sinds vier jaar de CEO van het bedrijf. „Eind vorig jaar zijn we verhuisd. Ons hoofdkantoor zit nu in Dordrecht, omdat we in de Randstad beter aan personeel kunnen komen.”
De operationele divisie belandde in IJmuiden. Van Poppel: „Hier zit onze uitvalsbasis voor de meeste activiteiten buitengaats. We zitten daar mooi: vóór de nieuwe zeesluizen, vlakbij de derde buitenhaven. Hierdoor kunnen we op elk moment de zee op.”
Ceo Arno van Poppel van N‑Sea
Onder water
De meeste tijd brengt N‑Sea door met geofysisch onderzoek, onder de Engelse verzamelterm ”offshore survey”: het in kaart brengen van de zeebodem. Bijvoorbeeld ter voorbereiding van de komst van onderzeekabels.
Van Poppel: „We meten dan de waterdiepte, de vorm en samenstelling van de bodem en eventuele obstakels, zoals scheepswrakken.”
Dit doen de onderzoekers zonder in de grond te graven. Er worden onder meer zogeheten ScanFishes voor gebruikt.
„Die sensoren sleep je achter een schip aan door het water. Ze zweven over de bodem en zenden signalen naar het schip.” Een sonar in de romp van het vaartuig meet mee.
Technici aan boord zenden de meetgegevens direct door naar het kantoor in Dordrecht, via mobiel internet of satelliet. Van Poppel: „Als we iets opmerken, willen we daar namelijk direct op inhaken, bijvoorbeeld om meetfouten uit te sluiten.”
Scheepskraan met Panther Plus, een lichte ROV
Onderwaterrobots
Bij onderwateractiviteiten op en in de zeebodem zelf zijn onderwaterrobots het belangrijkste gereedschap. „Daarmee werken we soms op 2000 meter diepte. Zo diep kunnen duikers niet komen.”
Deze zogeheten ROUV’s of ROV’s – op afstand bestuurbare onderwatervoertuigen – inspecteren bijvoorbeeld met hogeresolutiecamera’s de omgeving, graven explosieven op, snijden kabels en pijpleidingen door en verrichten laswerkzaamheden.
Via een verbindingskabel vanaf het schip krijgt de ROV zowel spanning om te functioneren, als een dataverbinding om zijn signalen naar boven te sturen.
Windturbines
Fysieke boormonsters van de zeebodem neemt N‑Sea met een zogeheten CPT-unit. „Ze kunnen tot negen meter diep boren. Om uit te sluiten dat een kei in de weg ligt bijvoorbeeld.”
De kabels zelf komen normaal zo’n twee meter onder het maaiveld. Voor windturbinefundaties is die diepte niet genoeg: de monopijlers steken 60 meter de grond in. „Daarvoor heb je drillschepen nodig. In Europa hebben alleen Fugro, Gardline en Geoquip (veel grotere collega-bedrijven van N‑Sea – DdB.) die.”
Grootformaat ROV: de Triton XLX Work Class (4800 kg)
Blindgangers
Tijdens zijn onderzoeksactiviteiten zoekt N‑Sea ook naar explosieven uit de Eerste en Tweede Wereldoorlog. „Als je een kabel wilt trekken, moet je zo’n ding niet tegenkomen.”
Maar de zeebodem van de Oostzee, Noordzee, Middellandse Zee en Atlantische Oceaan voor de kust van Frankrijk ligt er wel mee bezaaid. „Destijds deden ze niet aan precisiebombardementen. Als piloten een schip of konvooi moesten torpederen, legden ze een bommentapijt, in de hoop dat er voltreffers bij zouden zitten.” De rest zonk onverrichter zake naar de zeebodem.
Zulke blindgangers vallen onder de internationaal gebruikte afkorting UXO’s: unexploded ordnances. Voor de vele zeemijnen en grote hoeveelheden willekeurig verspreide mosterdgasgranaten geldt dezelfde term. „Na beide oorlogen dumpten de Duitsers en geallieerden hun munitievoorraden in zee. Soms zonder dat ze de stortlocaties bijhielden.”
Metaaldetector
Deze voorwerpen in de zeebodem zijn wel levensgevaarlijk – los van de kostbare gevolgen van een explosie tijdens het kabelleggen – maar klein, en verraderlijk lastig te detecteren. De zeebodem is tenslotte vergeven van onduidelijke voorwerpen.
Om verdachte voorwerpen te lokaliseren, heeft N‑Sea zelf een detectiesysteem ontwikkeld: de Magsense. Hierbij sleept het gecharterde onderzoeksschip een uit de kluiten gewassen metaaldetector door het zeewater, die de zeebodem tot zeker twee meter diep kan scannen.
Aan boord volgen experts de onderzeese apparatuur.
„Op plekken waar de detector een vermoedelijke UXO signaleert, komen we later terug”, meldt Van Poppel. „Een ROV waarop we een baggerpomp hebben gemonteerd zuigt vervolgens zand rondom het voorwerp weg. Daarna kunnen we bepalen of het inderdaad om een explosief gaat en van welk soort. Dan weten we waar we dit het beste tot ontploffing kunnen brengen: op locatie of, op een andere plek. Bijvoorbeeld op een zandbank.”
Lees verder op de website van weekblad Schuttevaer:
N‑Sea werkt intensief met de Nederlandse Defensie samen, binnen een civiel-militaire alliantie. De Russische inval in Oekraïene zal de samenwerking intensiveren, verwacht Van Poppel.