Brandweerkazernes telt ons land genoeg, vol noodhulpmiddelen. Maar zonder manschappen zou daar niets mee gebeuren. Zij zijn in nood een vertrouwde en welkome verschijning. Veel van hen zijn vrijwilligers. Wie zijn ze en wat drijft ze? Barendrechtse ploegleden leggen het uit. „Als de pieper gaat, telt maar één ding.”
„Dit is ons huis”, gebaart bevelvoerder Rick Koedoot (34) naar het gebouw vóór hem. Met „ons” bedoelt hij de 40-koppige brandweerploeg van Barendrecht; en met het „huis” waar hij voor staat hun gezamenlijke trots: de nog nieuw ogende brandweerkazerne uit 2013.
Een fotogeniek gebouw, vinden hij en zijn manschap Michael Beije (27), maar vooral: hun honk. Of zelfs dus hun huis. Ricks benaming tekent de instelling van de Barendrechtse brandweerploeg – en idealiter van elk ander korps.
Want een brandweerman of ‑vrouw staat niet op zichzelf. Rick: „Met elkaar vormen we een hechte vriendenclub. We delen alles met elkaar.”

Die sterke onderlinge band hangt direct met hun taken als hulpverlener samen. Rick: „Met elkaar zie je alle narigheid, snap je. Dingen die krasjes op onze ziel geven. We zijn er bijvoorbeeld vaak bij als mensen overlijden tijdens een reanimatie, een woningbrand of een verkeersongeluk.” Ook zelfmoorden vanaf een flat of op het spoor hakken erin.
Adrenaline
Toch houden de twee mannen van hun werk. Rick: „Ik doe mijn werk in het besef dat ik de ellende die ik zie niet heb veroorzaakt. Ik kom juist om de gevolgen ervan te bestrijden, en dat doe ik zo goed mogelijk.
Als iemand hierbij sterft, heb ik er toch alles aan gedaan om dit te voorkomen, samen met de andere hulpdiensten van de politie en de ambulance.”
Michael: „Het klink gek, maar een goeie fik vind ik leuk om te blussen. Daar heb je voor geleerd. Je voelt dan de adrenaline door je lijf gaan, zet je vakmanschap in en klaart met elkaar de klus.
De verbroedering die we dan ervaren, maakt dit werk voor mij zo mooi om te doen.”

Levensgevaar
De band is desondanks méér dan een gevolg van hun gezamenlijke werk: hij is een randvoorwaarde om hun taken te kunnen uitvoeren. De gezamenlijke ervaringen versterken vervolgens die band.
Rick: „Als iemand zich meldt als brandweervrijwilliger, loopt hij eerst eens twaalf oefenavonden mee. Dan bekijken we in hoeverre de persoon binnen de groep past. Gaat het om een einzelgänger of een groepsdier?”
Die laatste soort hebben ze nodig, verklaart Michael. „In heftige situaties moet je op elkaar kunnen vertrouwen.” Rick knikt: „Blind.” Hij kijkt in Michaels richting: „Op momenten dat het erop aankomt, kan ik mijn leven in zijn handen leggen.” Zijn collega-vrijwilliger lacht verlegen.
„Dat weet ik zeker”, benadrukt zijn bevelvoerder. „Dat is ook nodig: alleen zo kun je als brandweerman je werk doen.”

Oud vrouwtje
De brandweermannen maken ook genoeg ritten die hen een glimlach bezorgen. Rick: „Een pas bevallen moeder uit huis takelen voor een rit naar het ziekenhuis, bijvoorbeeld. Je maakt dan een van de mooiste momenten van haar leven mee.
Of een oud vrouwtje helpen dat radeloos is vanwege haar lekkende wasmachine. Als we dan midden in de nacht haar huis weer leefbaar maken, geeft dat wel voldoening.”
Lees verder op het online platform Digibron van Erdee Media Groep:
Als de pieper gaat – in Barendrecht zo’n vierhonderd keer per jaar, dus zeer regelmatig – telt voor elke vrijwilliger maar één ding. Rick: „Als ik net in de supermarkt met een volle kar boodschappen loop, laat ik hem midden in het gangpad staan.”