Hun huwelijk begon vreemd, in 1946. Een week na de bruiloft –1 mei 2016 zeventig jaar geleden– moest mevrouw Kik-Salij haar man al afstaan. Als dienstplichtige moest hij naar Indië. Kik: „Na één jaar zou ik weer terug zijn.” Uiteindelijk duurde het drie jaar. Het leverde liefst 953 echtelijke brieven op. „Pas geleden heb ik ze weer gelezen.”
Hun appartement in Rotterdam-Zuid hangt vol prachtige schilderijen, met nostalgische taferelen dan wel beelden vol Bijbelse symboliek. „Allemaal van mijn man”, meldt mevrouw Kik vanuit haar stoel. „Hij schildert al bijna heel zijn leven. Nu is hij bezig met een rabbi. Mooi hoor.” Zelf is ze niet meer zo kwiek als haar man, bekent ze. „Ik heb last van artrose. Het zit helemaal tot hier.” Ze houdt haar hand boven haar heup. Maar haar geest is helder. „Dat is een zegen.”
Al hun leven lang wonen Koos en Sara Kik, beiden 91 jaar, in Rotterdam-Zuid. Ze wonen nog steeds zelfstandig. En al hun hele leven zijn ze lid van de gereformeerde gemeente aldaar, die in 2004 naar Barendrecht verhuisde. „Mijn man rijdt er elke zondag heen. Zelf luister ik mee via de kerktelefoon.”
Kerkzaaltje
Mevrouw Kik heeft nog vage herinneringen aan het kerkzaaltje in Rotterdam-Charlois, waar de gemeente ontstond. „Daar kerkten we tot 1928; toen was ik drie jaar. Daarna liepen we elke zondag een halfuur naar het Mijnsherenplein.”
Haar man woonde maar enkele straten bij de nieuwe kerk vandaan, in de Groepstraat. Kik: „Op catechisatie hebben we elkaar later leren kennen.” Zijn vrouw: „We kregen les van ds. Ligtenberg en ds. Kersten.” Helemaal nieuw was hun ontmoeting trouwens niet: in de vijfde en de zesde klas zaten ze samen op de Graaf Jan van Nassauschool aan de Spijkenissestraat. „Een gergemschool.”
Midden in de oorlog kregen ze verkering. Heftige herinneringen aan die jaren komen boven. Mevrouw Kik: „In mei 1940 zag ik de bommen vallen, ’s ochtends vroeg. Ik zat toen in de dakgoot van ons huis in Vreewijk.” Ze wijst naar haar man. „Hij heeft later, in de Hongerwinter, nog aardappelschillen gegeten.” Zelf had ze meer geluk: „Wij hadden familie op Flakkee. Die gaf weleens een zak aardappelen voor ons mee aan schipper Rietveld. Hij was ouderling aan de Boezemsingel.”